Het eerste wat je opvalt na je geboorte schijnt, naast licht, de geur van je moeder te zijn. Het laatste wat blijft functioneren op je eindje is je geur. En ook doen geuren heel veel met je herinnering. Een vlaagje van het een of ander kan je zomaar weer in je kindertijd terugbrengen of naar je eerste geliefde om maar eens wat te noemen.
Eega had bij onze ontmoeting echt een geweldig zacht lokkende bloemengeur. Ik zweer het. Nooit meer geroken en nooit uitgevonden of zijn toenmalige after shave de schuldige was. Ik hou het er maar op, dat er meer speelde om de bij naar het bloemetje te leiden. Iets magisch. Iets voorbestemds.
Een ex-vriendje had wel zo’n lekkere after shave dat toen het uit was, ik in VenD de hele winkel achter hetzelfde geurspoor van een man liep te drentelen. Davidoff. Welke weet ik niet meer. Tot hij de deur uitliep en ik me herinnerde waar ik ook alweer voor kwam om te kopen.
Zo kickte Pa-lief op de buitengeuren. Oftewel koeienstront. Tijdelijk ondergedoken tijdens de oorlog op het platteland was die geur hem lief geworden. En jaren later teruggekeerd naar het platteland kon hij tijdens fietstochtjes met ons diep zijn neus laten werken en kreeg een gelukzalige glimlach. Helaas op dat gebied had ik zijn gen niet overgenomen. Of misschien ben ik er wel blij om.
Bij een comateus kindje in het ziekenhuis kwam zowaar een echte geurexpert. Er schijnt een kliniek te zijn in Duitsland voor dit soort mensen en zij experimenteerden met essentiële oliën en boekten zelfs resultaat! Frau Hänchen leidde deze kliniek in de 80-er jaren. Werkelijk, wat namen toch vaak de vlag zijn die een lading doen dekken. Als Hänchen dien je toch zeker in het leven een onbewandeld pad voor te gaan…
Terug naar geuren in plaats van namen. Mijn lievelingsgeur is rozen met vanille. Helaas niet makkelijk aan te komen. En pfoe hé, niet erg draagbaar voor mij, want rode jeukpukkeltjes zijn dan het resultaat. Maar af en toe… Mmmm. Benieuwd wie dan míjn geurspoor volgt. Geuren: de kleuren voor je neus.
Sommige dingen horen niet te ruiken en andere juist weer wel. Zo vind ik dagcrème met geur vreselijk! De lekkerst ruikende parfum vind ik vaak te duur, en het geld niet waard. Maar mijn kamperfoelie in de avondzon, ruikend bij het voorbijlopen, heerlijk. Of de lavendel wanneer die langs mijn benen strijkt. Of de gronderige geur na een regenbui na een paar dagen droogte. Hout zagen, gras maaien, buitengedroogde schoongewassen lakens….
Maar ook, zonder uitgebreid uit te wijden; na het eten van knoflook, of ui, of shoarma, ei…. oef!
Geuren, ja dat maakt wel het e.e.a.wakker,pas gemaaid gras,heerlijk. Ook een net gewassen baby’tje wat net uit het Zwitsal badje komt lekker,,maar ik heb jaren op een manege gewerkt als vrijwilliger en zat vaak met de handen in de paardenmest, die geur vind ik nog steeds erg lekker ruiken. Davidof vind ik trouwens erg vies,toentertijd op het benzinestation kwam er een dame regelmatig haar brandstof afrekenen en zij had altijd Davidof op, wat stonk dat, Bahhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhhh
Beste Loes wat ben jij toch creatief, zeker als het gaat over het beschrijven van geuren zoals bijvoorbeeld die van je vader. Zou goed zijn als de tegenwoordige jeugd dit ook op dezelfde wijze zou kunnen ervaren, en beter nog ermee in contact komen, zodat zij minder vatbaar zijn om ziek te worden. Je ziet het aan de Woelabukkies die nu wel stinken, maar stinkend gezond zijn.
Als jij niet tegen die rozengeur kan heb je misschien MCS, ofwel Multiple Chemical Sensitivity, je hebt echter wel een uitstekend reuk vermogen, dus blijf V&D veelvuldig bezoeken.
Stank
Bij dit warme weer is de geur bij de Woelabukkies vaak niet te harden.
Zoals bekend zijn het nogal onhandige wezentjes, maar daarnaast zijn zij ook enigszins gemakzuchtig.
Vooral met dit warme weer “vergeten” zij vaak om het afval in de vuilcontainer te gooien, waardoor hun persoonlijke vuilemmer vol en een bron van stank is.
Vliegen en ander ongedierte krijgen daardoor vrij spel en er ontstaat een stanklucht in de bescheiden nederzetting.
Truusje Kruisvocht, de dorpsmanager, moet dit zien te voorkomen, maar is zelf ook niet vrij van onwelriekende lichaamsgeuren.
Als Truusje haar mede dorpsgenoten aanspoort tot het opruimen van hun stinkzooi, krijgt zij meestal het verwijt dat ze eerst maar haar eigen vochtige stank moet opruimen.
Ja, dat schiet dus niet op!
Teneinde raad is Truusje, samen met haar partner, Karel Stuurhut, een diepe kuil gaan graven, om de rotzooi in te deponeren.
Alle Woelabukkies vonden dit wel leuk om hun stinkende troep met een zwierige worp daar in te gooien.
Truusje stond zelf bij de gegraven kuil om te controleren dat alle stinkzooi door haar medebewoners daarin werd gedeponeerd.
Nu was er ook een Woelabukkie bij die, zoals gewoonlijk, weer eens lollig wilde zijn.
Bram Rochelier gaf Truusje een flinke duw en ja hoor zij viel ook in de afvalkuil.
“Zo”, zei Bram genoegzaam,”van die stank zijn wij ook af”.
Als oplettende lezertje zult u wel begrijpen dat door deze actie een handgemeen ontstond.
Karel Stuurhut , die erg sterk is, pakte als eerste Bram Rochelier beetje en gaf hem een flinke knal, waardoor Brammetje ook in de kuil terecht kwam.
Vervolgens rolden alle aanwezige Woelabukkies al vechtend over elkaar heen, met als gevolg dat zij ook allemaal in de stinkkuil terecht kwamen.
Hierdoor was eigenlijk het probleem opgelost.
Doordat zij allen in de kuil vielen, roken zij daarna allemaal hetzelfde!
Het stankprobleem was hiermee voorlopig opgelost, ook voor Truusje!
Baas Bollo- 2 aug. 2014.